KORTE HISTORIEK VAN LEDEBERG

[ terug ]    

Ledeberg, voorheen een heerlijkheid van de Sint-Pietersabdij, wordt tijdens de Franse bezetting in 1801 een zelfstandige gemeente. In de voorsteden van Gent is het Ledeberg dat tot een snelle ontwikkeling komt. Twee faktoren zijn hiervoor bepalend geweest : de bevolkingstoename en de industrialisatie.

 

De bevolking neemt in een versneld ritme toe. Rond 1830 bedraagt het inwonersaantal 1.487, een verdubbeling sedert de eeuwwisseling, om op te lopen tot 3.597 in 1846 en 5.898 in 1850. Deze bevolkingsaangroei manifesteert zich het duidelijkst na de afschaffing van de stadsoctrooien in 1861. De bevolking wordt er aangelokt door de mindere belasting, de goedkopere gronden, de gunstige ligging aan de toegangsweg van uit Brussel en later het in 1885 opgerichte Arsenaal.
In de tweede helft van de 19e eeuw neemt de woningbouw op de vrijliggende gronden dan ook snel toe, zodat bij het begin van de Eerste Wereldoorlog nog slechts een kleine strook onbebouwd blijft.

 

Omstreeks de eeuwwisseling (1900) kent Ledeberg dan ook zijn hoogste bevolkingsdichtheid : 14.396 inwoners op een totale oppervlakte van 109 ha. Er ontstaat nood aan goedkope huizen, men bouwt dan ook op een minimum van oppervlakte langsheen dicht bij elkaar liggende straten. In Ledeberg zijn dan ook nog talrijke beluiken terug te vinden met de typische arbeiderswoningen. Als voorbeeld kunnen hier gelden de "Cité Anglaise" aan de Hundelgemsesteenweg en de beluikenbouw in de Belle-Vue wijk. De opheffing van de octrooirechten, welke mede de bevolkingstoename met zich meebrengt, betekent ook de industriële expansie buiten de Gentse stadsmuren.

Tijdens de tweede helft van de 19e eeuw komen zich talrijke hofbouwers te Ledeberg vestigen. Meestal de uit Gent afkomstige hofbouwers die nieuwe vestigingsplaatsen zoeken, verdrongen door de om zich heen grijpende industrialisatie te Gent. Die industrialisatie laat zich ook bij de aanvang van de 19e eeuw te Ledeberg opmerken.

 

De katoenspinnerij van Guinard-Bauwens wordt omstreeks 1808 ondergebracht in de Sint-Daneelkapel (thans het oude kerkhof). Deze fabriek moet aldaar tot omstreeks 1832 in bedrijf geweest zijn. Rond 1821 wordt de katoenfabriek van Eggermont opgericht. Enkele jaren later gevolgd door deze van Rey-Ainé. Deze laatste opgericht omstreeks 1830 in de Scheldebocht aan de Belle-Vue straat. Het eerste constructieatelier werd opgericht door Verbanck Pauwels in de jaren 1838-1839. De grote doorbraak voor de industriële vestigingen gebeurde evenwel in de zestiger jaren van de 19e eeuw.

Naar het voorbeeld van de grote Gentse vlasspinnerijen worden tussen 1860 en 1870 een drietal vlasspinnerijen opgericht : Gebroeders Bonne, August Soinne en Vervaecke. Een tweetal katoenfabrieken worden in dezelfde periode ingeplant, deze van Van Heuverzwijn en A. Bracq. De konstruktieateliers nemen eveneens in aantal toe. Voor 1870 zijn reeds in bedrijf : Leslie & Co, De Bryusker, Van Laethem, Bonne en P. Britton. Omstreeks 1865 worden reeds stenen vervaardigd in de steenbakkerij van Wed. Demil en Steyaert. En last, but not least, voor het einde van de 19e eeuw verrijzen aan de Schelde de scheepsbouwwerken van De Roose.Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw neemt de textielindustrie steeds verdere uitbreiding. Dan verschijnen de katoenfabrieken van Vanderhaeghen aan de Hundelgemsesteenweg, Spingers op de Brusselsesteenweg met in de nabijheid de fabriek van Filature de Coton de Ledeberg. Met de oprichting van het vlasbedrijf van Bertin in de Arthur Latourstraat wordt ook de vlasindustrie bestendigd. In de hoek van de Brusselsesteenweg en de Hoveniersstraat, langsheen de Van Hoorenekestraat stonden de textielfabrieken van Van Gheluwe en Van Acker.
De chemische nijverheid was er ook vertegenwoordigd door de fabriek van Leirens, gelegen in de Belle Vuewijk. Parallel met deze demografische en industriële uitgroei van Ledeberg, manifesteert zich ook de culturele aktiviteit. Omstreeks 1870 liet Eggermont (de katoenfabrikant) het huidige gemeentehuis bouwen, ofschoon het pas in 1883, door aankoop van de gemeente, deze funktie toebedeeld kreeg. Eggermont liet het optrekken voor de toentijds zeer bloeiende harmonie "Concordia". Een muziekschool volgde al heel vlug in 1875.De schoolstrijd in 1879 was aanleiding tot de bouw van de parochiale school in de Kleine Kerkstraat.


En omstreeks dezelfde tijd werd het Sint-Gregoriuscollege opgericht. Vanaf dan konden de meisjes ook hun middelbare studies aanvangen in het O.-L.-Vrouw Presentatie Instituut. Al deze gebouwen zijn getuige van de sterke uitgroei van Ledeberg na 1860. Niet in het minst het omstreeks 1885 gebouwde godshuis of Hospice, oorspronkelijk een tehuis voor weeskinderen, dat tijdens de oorlogsjaren omgevormd werd tot ziekenhuis en de functie heeft vervuld van een bejaardentehuis.

 

 

Sinds zowat 1600 is Ledeberg bekend om de jaarlijkse ajuinmarkt. Van heinde en ver kwamen boeren en landlieden naar Ledeberg om er ajuinen, uien, in trossen of per gewicht aan de man te brengen. 

Stilaan verloor de markt haar aantrekkelijkheid. Een vernieuwd programma, met klemtoon op andere kermis- en feestattracties, zorgde voor een heropleving van de ajuinmarkt vanaf 1924-1925. Niet alleen in Ledeberg werden er uien aan de man gebracht. 

Al in de Middeleeuwen geschiedde dit op verschillende plaatsen in Gent. De uien die in Ledeberg op de markt werden aangeboden, kwamen voornamelijk uit de omgeving van Aalst en Ninove. Sinds mensenheugenis is de ui een vast ingrediënt van elke moestuin. Het is een eeuwenoude cultuurplant. Het voedsel bevindt zich in de vlezige, bladgroenloze bladeren of bolrokken. In oude recepten worden ze rokkenbollen genoemd. Kenmerkend is ook de indringende geur die tot tranen beweegt, te wijten aan zwavelverbindingen in de samenstelling van de plant. Tal van recepten schrijven het gebruik van ui voor als groente of als hoofdbestanddeel van bijvoorbeeld uiensoep en uiensaus.

 

De ongeveer vierhonderd jaar oude ajuinmarkt behoort tot de best gekende manifestatie te Ledeberg. Oorspronkelijk een plaats waar textielwaren en landbouwprodukten aan de man gebracht werden, evolueerde deze geleidelijk tot de ajuinmarkt, wanneer vooral de Aalsterse ajuinboeren hun produkten op de markt te koop kwamen aanbieden.Thans is ze meer uitgegroeid tot een feestmarkt met de bekende lichtstoet. Sinds 1995 beschikt Ledeberg over 3 grote manifestaties die tot ver buiten Ledeberg bekend zijn : de Ajuinmarkt Ledeberg, Carnaval Ledeberg en de Ledebergse Feesten. Het is opmerkelijk dat Ledeberg de enige deelgemeente van Gent is welke er jaarlijks in slaagt om 3 dergelijke grote manifestaties op touw te zetten. Het succes van deze 3 grote evenementen is ongetwijfeld toe te schrijven door de grenzeloze inzet van vele Ledebergse vrijwilligers die Ledeberg in hun hart dragen.




 

 

 
                                  © Dekenij Ledeberg vzw    Alle rechten voorbehouden